Duits politicus; rijkskanselier van 1930-32.
Brüning studeerde wijsbegeerte en economie in München, Straatsburg en Londen en bekleedde vervolgens van 1920-30 een belangrijke positie in de Deutsche Gewerkschaftsbund, de rooms-katholieke vakbeweging. In 1924 werd Brüning namens de conservatieve Centrumpartij lid van de Rijksdag, waar hij zich als een financieel expert ontpopte. Brüning werd in 1929 voorzitter van de Centrum-fractie in de Rijksdag.
Op 29 maart 1930 werd Heinrich Brüning benoemd tot rijkskanselier. Hij vormde met veel moeite een regering die niet direct op een meerderheid in de Rijksdag, maar meer op het gezag van president von Hindenburg steunde. De eerste regering-Brüning hield het tot 7 oktober 1931 uit; de tweede-regering-Brüning tot 30 mei 1932. De regeringen van Brüning regeerden in feite met noodverordeningen, die de president in geval van gevaar voor de staatsveiligheid kon uitvaardigen en waarmee het parlement naar huis kon worden gestuurd. Door middel van forse bezuinigingen en het stopzetten van de herstelbetalingen probeerde Brüning de grote economische crisis te bestrijden. Die politiek had weinig succes. Daarnaast kreeg hij te maken met oppositie van extreem-rechts (NSDAP), en extreem-links (KPD). In het voorjaar van 1932 gaf hij bevel Hitlers partijlegers (de SA en de SS) te ontbinden en wist hij de herverkiezing van von Hindenburg als president zeker te stellen. In mei van datzelfde jaar werd Brüning echter tot aftreden gedwongen door intriges van Kurt von Schleicher, die op goede voet stond met de president.
Met Brüning viel de laatste dam tegen het nationaal-socialisme weg. Na de machtsovername van Hitler in januari 1933 werd Brüning voorzitter van het Centrum, tot deze partij in juli 1933 op last van de nazi's werd ontbonden. Hij ontsnapte aan de moordpartij in de nacht van de lange messen door in juni 1934 naar de Verenigde Staten te vluchten. Daar was hij van 1939-51 hoogleraar economie aan de Harvard Universiteit. Vervolgens bekleedde Brüning eenzelfde hoogleraarschap in Keulen. In 1955 vestigde hij zich opnieuw in de Verenigde Staten, waar hij zijn memoires schreef.