Lexicon van Sprookjes

A.J. Dekker, J. van der Kooi en prof. dr.Theo Meder (2005)

Gepubliceerd op 11-06-2020

Polyphemus, de eenogige reus

betekenis & definitie

EEN kapitein en zijn bemanning lijden schipbreuk en stranden op een eiland. Ze komen hier een reus met één oog tegen, die hen meeneemt naar zijn woning in de rotsen.

Daar aangekomen worden ze gevangengenomen door de reus. De mannen beramen een plan en voeren dit uit: ze steken een gloeiend hete paalpunt in het oog van de slapende reus. De blinde reus merkt vervolgens niet dat de mannen, die zich onder de schapen hebben vastgebonden, naar buiten weten te ontsnappen. Van wrakhout maken ze een vlot en varen weg. Dan doet de reus nog een laatste poging om hen te vangen, maar daarbij verdrinkt hij jammerlijk in zee.Aldus kort samengevat heeft de Friese verteller Willem van der Brug op 10 november 1976 het sprookje van Polyphemus verteld aan de verzamelaar Ype Poortinga. Dit sprookje staat in de internationale volksverhalencatalogus van Aarne en Thompson geregistreerd als AT 1137, ‘The Ogre Blinded (Polyphemus)’. Het sprookje wordt traditioneel gerekend tot de categorie van de zogenaamde domme-duivel-sprookjes. Dit is een groep van veelal grappige volksvertellingen waarin een duivel of een (mensenetende) reus het slachtoffer wordt van hetzij zijn eigen domheid hetzij de slimheid van de held. Tot de domme-duivel-sprookjes behoren onder andere ook de Verdeling van de oogst en de Stenen uilenborden. Het orale verspreidingsgebied van het sprookje van Polyphemus is goeddeels tot Europa beperkt gebleven, maar wel in de breedste zin van het woord, namelijk van IJsland tot de Kaukasus.

De vertelling van Van der Brug vertoont gelijkenis met de episode uit het Grieks-klassieke verhaal over Odysseus uit de Odyssee van Homerus (8e eeuw v.C.). Deze geschiedenis wordt in het negende hoofdstuk verteld over de cycloop (eenogige reus) Polyphemus. Het is een van de avonturen die Odysseus beleeft op zijn zwerftochten over zee, nadat hij en zijn strijdmakkers Troje hebben vernietigd in de Trojaanse Oorlog. Odysseus lijdt op het eiland van de cyclopen geen schipbreuk hij gaat het welbewust exploreren. De reus Polyphemus wordt bij Homerus afgeschilderd als goddeloos, onbeschaafd en gewelddadig. Meteen nadat hij indringers in zijn hol heeft aangetroffen, breekt hij er enkelen aan stukken en eet ze rauw op.

Tegenover de cycloop liegt Odysseus wel dat hij schipbreuk heeft geleden, en redt daarmee zijn schip en de achtergebleven bemanning. Nadat de cycloop blind is gestoken opent hij de zware sluitsteen voor de grot, waarna de overlevenden onder rammen hangend kunnen ontsnappen, omdat de reus alleen de ruggen van de dieren aftast. Vanaf het wegvarende schip roept Odysseus de reus spottend na: ‘Heidaar, Cycloop, nèt goed zo! Jij, beestachtig onmens, hebt in je hol niet de makkers van een lafaard gevreten! Het werd hoog tijd, dat jij je zonden boette! Des te afzichtelijker was je gedrag, omdat jij je aan gasten vergreep, die toevlucht zochten in je woning! Daarom heeft Zeus je gestraft, samen met de andere goden!’ De blinde cycloop werpt hierop tevergeefs met stenen naar het schip.

Benadrukt moet worden dat met de Odyssee de schriftelijke fixatie begint: Denys Page - en vóór hem reeds Oskar Hackman heeft met nadruk betoogd dat de Odyssee in feite de oudste verzameling van mondelinge volksverhalen is in de Europese literatuur. Homerus heeft niet minder dan tien volksverhalen bewerkt en aaneengeregen tot zijn Odyssee. Lutz Röhrich voegt daaraan toe dat afbeeldingen op antieke vazen tonen dat er in de oudheid al van Homerus afwijkende versies van het volksverhaal hebben bestaan.

Aan het klassieke verhaal over de cycloop wordt later gerefereerd door onder anderen Euripides, Ovidius en Vergilius. Een verwant zeevaartverhaal duikt op in Duizend-en-één nacht, en wel in de derde zeereis van Sindbad de zeeman. Lang niet in alle versies van het verhaal wordt de reus over zee bereikt: er zijn ook talloze land-versies bekend. In sommige verhaalversies, te beginnen met de Odyssee, noemt de hoofdpersoon zich Niemand. Zodra de cycloop de houten paal in zijn oog gedreven krijgt en de andere reuzen vragen wat er aan de hand is, roept hij: ‘Niemand vermoordt mij.’ Op deze uitroep komen de andere reuzen uiteraard niet te hulp snellen. De reus is in sommige verhaalversies een draak, een weerwolf, een trol, een berggeest of een duivel.

In plaats van onder schapen of rammen vlucht men ook wel door zich in schaapsvellen te hullen. Verder verwerft de held soms een magische ring die niet meer afgaat en die vervolgens luidruchtig verraadt waar hij zich bevindt. Door zijn vinger af te bijten en deze met ring en al in het water te gooien bereikt de held dat de blinde reus, die hem op het gehoor achtervolgt, verdrinkt.

Het verhaal is het eerst in het Westen doorgedrongen in het Latijnse Dolopathos (ca. 1185) van de Frans-Lotharingse monnik Johannes de Alta Silva. Verondersteld wordt dat deze cisterciënzer monnik het verhaal uit de mondelinge overlevering gehoord heeft, omdat Grieks rond die tijd in het Westen niet gelezen werd, en Latijnse Odyssee-bewerkingen naar men aanneemt niet voorhanden waren. In de versie van Johannes de Alta Silva kookt de held zogenaamd een medicijn voor de oogkwaal van de reus Polyphemus, waarna hij de reus verblindt door hem de kokende vloeistof in beide (!) ogen te gieten. Via dit Latijnse werk is het verhaal in de loop van de middeleeuwen in de volkstalige literatuur en de mondelinge overlevering terechtgekomen. Bij het opnieuw bekend raken van de Odyssee van Homerus zal ook dit werk invloed hebben uitgeoefend op de latere mondelinge overlevering. Meestal is het Niemand-motief een goede indicatie voor afhankelijkheid van Homerus.

De veronderstelling dat het Polyphemussprookje via mondelinge overlevering in het Westen terecht is gekomen, kan ook volgehouden worden voor een episode uit de Oudnoorse Mariu saga uit ca. 1200. Niettemin valt op dat deze episode nauwer aansluit bij de lezing van Homerus dan bij die van De Alta Silva. De reus wordt bijvoorbeeld blind gemaakt met een staaf, en niet met kokende vloeistof. Tevens bevat de tekst, als het gaat over de naam van de reus, de zinsnede ‘er at latinu mali kallazt monoculus’: en in het Latijn wordt hij Monoculus (Eenoog) genoemd. De gesuggereerde Latijnse bron is evenwel onbekend.

In de Kinderund Hausmärchen van de gebroeders Grimm is het sprookje van Polyphemus opgenomen in een breder uitgewerkt sprookje, dat is gepubliceerd onder de titel ‘Der Räuber und seine Söhne’ (Anhang, nr. 28). Dit sprookje is een vertaling in proza van een 15e-eeuwse versvertelling. Het verhaal is opgezet als een raamvertelling (een apart sprookjestype: AT 953, ‘The Old Robber Relates Three Adventures to Free his Sons’). Een notoire rover komt op latere leeftijd tot inkeer en gaat een eerzaam leven leiden. Als hij zijn drie zoons op een goede dag vraagt wat zij willen worden, blijkt dat de appel niet ver van de boom valt: ze willen rovers worden. Tegen de zin van hun vader in pogen de zoons het paard van de koningin te stelen.

Alhoewel zij listig te werk gaan, worden zij toch gesnapt en gevangengezet. De vader wordt aan het hof ontboden, en hij krijgt van de koningin de gelegenheid om zijn zoons los te kopen door het spannendste avontuur te vertellen dat hij ooit beleefd heeft. De vader is hiertoe graag bereid. Hij begint te vertellen hoe hij er met honderd man op uit trok om een reus van zijn schatten te gaan beroven. De rovers worden echter gevangen door tien reuzen, die hun gevangenen stuk voor stuk beginnen op te peuzelen. Omdat de verteller nogal mager is wordt hij tot het laatst bewaard.

Hij verzint een list: hij doet zich voor als een arts die de oogkwaal van de reus kan genezen. De rover krijgt de gelegenheid om een brouwsel te koken, dat hij de reus in de ogen giet. Woedend begint de blind gemaakte reus om zich heen te slaan, maar de rover weet te vluchten door zich in een ramsvel te hullen en met de schaapskudde mee naar buiten te kruipen. Tevergeefs probeert de reus hem nog te vangen, maar van een afstand kan de rover hem spottende woorden toeroepen. De reus doet alsof hij zich gewonnen geeft en schenkt de rover een gouden ring. Zodra de rover de ring om zijn vinger heeft, blijkt deze magische kracht te bezitten: de rover moet steeds ‘Hier ben ik’ roepen, en de blinde reus komt op het geluid af.

De rover kan zich slechts redden door zijn ringvinger af te bijten. Met dit verhaal heeft de rover zijn eerste zoon kunnen loskopen. Zijn andere twee zoons bevrijdt hij met het vervolg van het verhaal, waarin hij een vrouw en haar kind weet te redden uit de handen van een andere bende mensenvlees-etende reuzen.

Het sprookje van Polyphemus is in Vlaanderen in drie varianten bekend. In Nederland is het slechts spaarzaam uit de mondelinge overlevering opgetekend. Afgezien van het verhaal van Willem van der Brug kennen we verder alleen een versie van de Friese meesterverteller Steven de Bruin, eveneens opgetekend door Ype Poortinga, en wel op 30 maart 1976. De Bruin springt zoals zo vaak wat creatiever en vrijer om met de vertelstof, en in tegenstelling tot Willem van der Brug lijkt de aanwezigheid van het Niemand-motief bij De Bruin te duiden op een zekere afhankelijkheid van Homerus.

Het sprookje van Polyphemus behoort tot de zeer oude verhalen: het is al minstens 28 eeuwen levensvatbaar gebleken. Het sprookje heeft inhoudelijk een om zo te zeggen hoog ‘David en Goliath’-gehalte, in die zin dat tegen alle krachtsverhoudingen in de zwakkere het wint van de sterkere. In de context van de Odyssee (en de Ilias) van Homerus komt dit nog eens extra duidelijk naar voren. Odysseus is de geduchte strijder die in de Trojaanse Oorlog heldendaden heeft verricht, maar in vergelijking met Polyphemus is Odysseus een nietige zwakkeling. Lang niet in alle vertellingen is de hoofdpersoon een krijgsheld: hij kan ook een jongen, een herder of een monnik zijn. De held in het epos en het volksverhaal moet zijn toevlucht nemen tot list om de reus te kunnen overwinnen.

De vertelling heeft echter meer te bieden dan louter de strijd tussen de zwakke en de sterke. In de meeste vertellingen is de reus de verpersoonlijking van de wilde, domme en ongeciviliseerde krachtmens. De reus is een wezen met demonische trekken en verbeeldt de kwade machten die ook in de teugelloze mens schuilen: onbeheerstheid, agressie, kannibalisme, onredelijkheid. Door de reus met list en gepast geweld uit te schakelen levert de held een bijdrage aan de pacificatie en de restauratie van de humane orde.

THEO MEDER TEKSTEN: Gilleland 1981, pp. 64-66; Homerus 1959, pp. 537-551; KHM, Anhang nr. 28; Poortinga 1977, pp. 119-124; Poortinga 1979, pp. 25-26.

STUDIES: AT 1137; BPIII, pp. 375-378; EM S.V. Polyphem; Hackman 1904;

Liungman 1961, pp. 265-266; De Meyer 1968, p. 101; Naumann 1979;

Page 1973; Piebenga 1988; Röhrich 1962 = Röhrich 1976, pp. 234-252,

326-328; Röhrich 1962-67, II, pp. 213-250, 447-460; VDK p. 406.