(1865-1936) Engels schrijver en dichter. Hij bracht zijn jeugd door in India, zijn weinig gelukkige schooltijd in Engeland.
In 1882 keerde hij terug naar India, waar hij redacteur werd van de 'Civil and Military Gazette'. Hij bleef hier tot 1889 en schreef in deze periode tientallen verhalen over de Indiase verhoudingen en toestanden, gebundeld in o.m. Ptain tales from the hills 1888 (Uit de bergen) en Wee Willie Winkie 1889. Daarna verbleef hij enkele jaren in de VS. Vervolgens schreef hij de beide Jungle books 1894-'95 (Dieren in de wildernis. Door wolven opgevoed, Het jungleboek), een aantal prachtige dierenverhalen rondom het jongetje Mowgli, en het verhaal Captains courageous 1897 (Flinke zeelui = Jonge avonturiers op zee). In 1896 ging K. terug naar Engeland, waar hij ook naam had gekregen als dichter met de bundels Barrack room ballads 1892 en The seven seas 1896, die de grootheid van het Britse imperium verheerlijken. In 1898 volgde de verhalenbundel The day's work en in 1901 de Indiase romance Kim (Kim). Na de dood van zijn oudste dochtertje schreef hij de ontroerende Just-so stories for chüdren 1902 (Van dieren en kinderen). Latere verhalenbundels zijn o.a. A diversity of creatures 1917, Debits and credits 1926 en Limits and renewals 1932. In 1907 werd hem de Nobelprijs voor literatuur toegekend.