(tot 1947 Emile Herzog, 1885-1967) Frans schrijver en industrieel (directeur van een textielfabriek). Hij debuteerde met oorlogsherinneringen in Les silences du colonel Bramble 1918, maar verwierf faam met Ariel ou la vie de Shelley 1923 (Ariël; het leven van Shelley), een geromantiseerde biografie.
In dit genre blonk hij uit. Later volgde o.a. La vie de Disraeli 1927 (Benjamin Disraëli), Byron 1930, Voltaire 1932, Lélia ou la vie de George Sand 1952, Louis XIV à Versailles 1955 (Lodewijk XIV), La vie de Sir Alexander Fleming 1969 (Het leven van Alexander Fleming, de ontdekker van de penicilline), Napoléon 1964 (Napoleon) en Prométhée ou la vie de Balzac 1965. Verder schreef hij psychologische romans, zoals Ni ange, ni bête 1919, Terre promise 1946, Les roses de septembre 1956 (Rozen van september) en Pour piano seul 1961; kinderboeken, essays en historische werken.