De Commissie Beschikking 1254/96/EG van 5 juni 1996 tot opstelling van richtsnoeren voor Trans-Europese netwerken in de energiesector (PbEG 1996 L 161/147). heeft bij elektriciteitsnetwerken betrekking op:
a. alle hoogspanningsleidingen, met uitzondering van leidingen van distributienetten, en de onderzeese verbindingen voorzover met deze leidingen en verbindingen interregionaal of internationaal elektriciteitstransport gebeurt;
b. alle apparatuur en installaties die voor de goede werking van het betreffende systeem onontbeerlijk zijn, met inbegrip van de beveiligings-, controle- en regelsystemen;
en bij aardgasnetwerken heeft ze betrekking op:
c. regio’s van de Gemeenschap vanuit binnen of buiten de Gemeenschap gelegen bronnen van aardgas kunnen worden voorzien;
d. de met bovengenoemde hogedrukgasleidingen verbonden ondergrondse opslaginstallaties;
e. alsmede methaantankers naar gelang van hun capaciteit;
f. alle apparatuur en installaties die voor de goede werking van het betreffende systeem onontbeerlijk zijn, met inbegrip van de beveiligings-, controle- en regelsystemen (artikel 2 van Beschikking 1254/96/EG).