Lesbotaal Lexicon Lesbiaans : lexicon van de lesbotaal

Hanneke Kunst en Xandra Schutte (1991)

Gepubliceerd op 02-05-2019

Clitoris

betekenis & definitie

Clitoris - orgaan van het lustgevoel. Van het Griekse kleitoris, dat ofwel ‘sluiten’ zou betekenen, ofwel ‘kleine heuvel’.

Ook wordt wel gezegd dat kleitoris verwijst naar de mythologische Amazone-koningin Kleite. Tot aan het begin van deze eeuw leefde de mythe dat lesbiennes van nature of door veelvuldige stimulatie een bijzonder grote clitoris zouden hebben. Schoon de vrouwelijke roede, die (...) clitoris genoemd wordt, gemeenlijk schuilt in de schamelheid, komt ze evenwel somtijds bij sommigen zo ver buiten, dat ze óf van onkundigen geloofd worden in mannen veranderd te zijn óf zelve daarom haar best doet zich met andere vrouwen dartel te vermengen. (Tulp, eerste helft 17de eeuw). Een grootere lengte der clitoris, door sommigen als kenmerk opgegeven, is door geene enkele waarneming bevestigd. Het schijnt dat men veeleer moet aannemen, dat deze ondeugd slechts bestaat in ligchamelijke aanrakingen en wrijvingen, voortgezet totdat het gevoel van wellust bevredigd is. (Casper, 1866). Behalve de clitoris, die er enkel voor het plezier is, hebben alle delen van het lichaam meer dan één functie. (Sisley & Harris, 1981).

Ook flupke. Zie ook dit, genotje, kittelaar, knopje, pretknopje, prikkelknopje, shakespeare, stijfkopje en tummetje. closet, 1) in in the closet, toestand waarin men de eigen homoseksualiteit verborgen houdt en doorgaat voor a-seksueel of hetero, of denkt door te gaan voor hetero. Uit het Amerikaans overgenomen uitdrukking, ook in Nederland veelvuldig gebruikt. Ook closetpot, pot die nog in de kast zit. 2) in out of the closet, openlijk als lesbo levend.

Zie ook kast. club, van de club, lesbisch of homo, van de familie. Herinnert aan de Shakespeare-Club (1946-48), de eerste, aanvankelijk als lees vereniging opgerichte club voor homoseksuele mannen en vrouwen in Nederland. De Shakespeare-Club, en later ook het COC, werd in het spraakgebruik kortweg aangeduid als de club of het clubje. Ik wil niet herkend en geaccepteerd worden.

Het gaat niemand wat aan. Wij herkenden elkaar vroeger van het clubje. Dan wist je precies hoe laat het was. (Van Kooten Niekerk & Wijmer, 1985). Ook van het clubje en lid van de club.