ūs, m.
1. in ’t alg., de eerste plaats, voorrang, tenere principatum sententiae, zijn stem eerder kunnen uitbrengen dan anderen, Cic., zo ook belli propulsandi, Cic.
2. in ’t bijz., de hoogste plaats, - rang, opperbevelhebberschap, de keizerlijke regering, en meton. = de regent zelf; (in de philosophie) het leidende beginsel der handelingen, animi, Cic.; aanvang, oorsprong.