Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Porta

betekenis & definitie

ae, f. poort, vooral stadspoort (m. en z. urbis, Cic.). | overdr., poort = uit-, toe-, ingang, b.v. van de poorten ener legerplaats, p. caeli, Verg., portas Ciliciae, bergpassen, Nep., p. Taenaria, een spelonk, waardoor Hercules in de onderwereld afdaalde, Ov., portas iecoris, Cic.

< >