Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Nox

betekenis & definitie

noctis, f.

1. eig., nacht, ook = avond, nocte (en poët. nocti) of de nocte, in de nacht, Cic., multā nocte of de multa nocte, ook concubiā nocte, in het holle van de nacht, Cic., ad multam noctem, tot diep in de nacht, Cic., prima nocte, met het aanbreken van de nacht, Nep., nocte mediā, Cic., of de nocte media, Caes., te middernacht. | meton., (poët.) nachtrust, slaap, ook = arbeid bij nacht; nachtelijke bijslaap. | poët. overdr., duisternis; onderwereld; dood; blindheid.
2. fig., onverstaanbaarheid (van verzen enz.); onverstand, animi, Ov.; verwarring, treurige omstandigheden, rei publicae offusa nox, Cic.

< >