līvi en lēvi, lĭtum (3);
1. op iets smeren, opsmeren, -strijken.
2. (meestal bij dichters) besmeren, bestrijken, (wijn) met pek afsluiten, dichtlakken. | in ’t bijz., overtrekken, bedekken; (het op een wastafeltje geschrevene) uitstrijken; besmeren, bezoedelen.