Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Lampăs

betekenis & definitie

ădis, acc. ăda, acc. plur. ădas, f.

1. eig., licht, fakkel, kaars; huwelijks-, bruidsfakkel, Ter.; van de fakkelloop te Athene enz., een wedloop, waarbij het erop aankwam, dat men zijn fakkel brandend hield, om die aan het einde der baan aan een andere loper over te geven, vand. spreekw., quasi cursores vitae lampada tradunt, eindigen hun levensbaan, Lucr., cur me in decursu lampada poscis? waarom wacht ge mijn dood niet af ? Pers. | meton., luchter, lamp; glans, schijnsel, Phoebea, het zonlicht, de zon, Verg., vand. ook = dag.
2. overdr., een op een fakkel gelijkende meteoor.