i, n.
1. wasdom, toeneming, verdere ontwikkeling (eig. en overdr.); in ’t bijz., het stijgen (in waardigheden en eer).
2. meton., aanwas, magnorum praefectorum et ducum haec incrementa sunt et rudimenta, kweek- en oefenschool, Curt.; ook = spruit, Iovis, Verg.