pressi, pressum (3);
1. in ’t alg., in-, tegen-, op iets drukken.
2. in ’t bijz., drukkend in iets laten dringen = in-, opdrukken, anulum litteris, Curt. | praegn., indrukkend enz. maken, in ’t bijz. (een figuur) ergens indrukken, -branden, opdrukken, sigillum in cera, Cic., anuli sigillum epistolae, Curt., fig., duplex rei publicae dedecus, Cic., vand. inprenten, alqd in animis, Cic., alqd menti, Cic.; indrukkend met iets bedrukken, vand. = beschrijven, ook = verzegelen, ook = inleggen.