1. trans., verdubbelen, alqd, Liv., aera, tegen elkaar slaan, Ov.; vand. geminatus, a, um, verdubbeld, dubbel, Cic. | overdr., (twee zaken) verenigen, aan elkaar doen sluiten, op elkaar doen volgen, onmiddellijk herhalen, pass. ook = onmiddellijk op elkaar volgen; geminari, zich paren met, Hor.
2. intr., dubbel zijn.