1. opsporen, -zoeken, trachten te vinden, onderzoeken, doorzoeken; in 't bijz., (door verkenners of als verkenner) verkennen, uitvorsen, verspieden. | overdr., na-, opsporen, na-, uitvorsen, trachten te ontdekken of op te sporen, grondig onderzoeken, uitpluizen; op middelen en wegen tot iets zinnen, fugam domini, Cic.
2. praegn., (met betrekking tot degelijkheid, vastheid) onderzoeken, beproeven (ook overdr.).