(existŭmo) (1);
1. eig., schatten, beoordelen, houden voor, in het pass. = voor iets gelden.
2. overdr., van mening -, van gevoelen zijn, menen, geloven, denken, het er voor houden; beoordelen, oordelen -, een oordeel vellen over, beslissen, part. subst., existimantes, ĭum, m. kunstrechters, Cic.