Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Dūrus

betekenis & definitie

1. eig., (voor het gevoel) hard; (voor de smaak) wrang; (voor het gehoor) hard, onaangenaam, vocis genus, Cic., ook (van vorming, samenstelling) verbum, Cic., oratio, Cic.; (voor het oog) onbevallig, stijf.

2. overdr., (lichamelijk) gehard, sterk, krachtig. | (in spraak en manieren) plomp, grof, ruw, onbeschaafd, vand. (van poëzie) grof, ruw. | (jegens zich zelf) streng, aan ontbering gewend, (jegens anderen) streng, in ongunstige zin = onvatbaar, ad alqd, Cic. | (van karakter) hard, ongevoelig, hardvochtig, streng. | (van jaargetijde en weer) ruw; (van de grond) moeilijk te bewerken; (van uitdrukkingen) hard, het gevoel beledigend; (van werk enz.) hard, drukkend, moeilijk; (van toestanden enz.) hard, drukkend, zwaar, pijnlijk, ongunstig, gevaarlijk, si quid erat durius, wanneer het hard toeging, Caes., si nihil esset durius, wanneer er verder geen moeilijkheden waren, Caes., subst., dura, ōrum, n. harde behandeling, Prop., ook = benarde toestand, ellende en nood, Hor.

< >