(1);
1. eig., samen- of aaneenkoppelen, -sluiten, -binden.
2. overdr., nauw verbinden, - verenigen; copulor mediaal, copulantur dexteras, Pl. | aaneenschakelen, verbinden, b.v. woorden tot een zin, (twee woorden met elkaar) = samentrekken; (toestanden enz.) nauwer of vaster maken, bevestigen, versterken; (personen) nauw, innig verbinden.