Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Abstrăho

betekenis & definitie

traxi, tractum (3), af-, weg-, meetrekken, -rukken, -slepen, -sleuren. | overdr., ex comitatu, uitsluiten, Cic., commeatu, afsnijden, Caes., se a corpore, zich losmaken (van de geest), Cic.; van iemd afkerig maken; in iets hinderen, a rebus gerendis, Cic.; ontrukken aan, bevrijden van, se a sollicitudine, Cic.

< >