Als in een land de geldcirculatie sterker toeneemt, dan door de beperkte hoeveelheid verkrijgbare goederen gerechtvaardigd is, ontstaat er bij de bevolking een overtollige koopkracht, die niet op de normale wijze kan worden aangewend voor de behoeftenbevrediging. Vooral gedurende W.O.
II en kort daarna zag men dit verschijnsel.