Adolf (1835-1917), Duits econoom. Staatssocialist.
Hoogl. o.a. te Wenen en Berlijn.Richard (1813-1883), Duits componist, schepper en meester van het I9e-eeuwse Duitse „muziekdrama”; stud. Leipzig, 1842 hofdirigent Dresden, pol. vluchteling te Zürich (1849, alwaar in betrekking met Mathilde Wesendonck*, uitwerking zijner ideeën over dramat. kunst), dan zwervende jaren sed. 1859, en in 1864 door koning Lodewijk II v. Beieren naar München geroepen. Via Tribschen bij Luzern (1870 huwelijk met Cosima, dochter v. Liszt en gravin d’Agoult, gescheiden van Hans v. Bülow; voortzetster van W's levenswerk te Bayreuth, gest. 1930), kwam W. 1871 naar Bayreuth, waar hij het Festspielhaus stichtte.
W. schiep uit de romant. opera van Ital. en Fr. door een nieuwe declamat. zangstijl in nauw verband met symphonische-orkestrale ondergrond en met tebaatneming van mythol. en psychol. elementen (z Leidmotief) het „muziekdrama”. Was zijn eigen librettist (dichter) en zette in wezen vele elementen van de romantiek voort (voorliefde voor het „heidense”, het „nationale”, het „volkse”). Streefde naar het totale kunstwerk, nl. verbinding van woord, klank, orkesttaal en beeld. Werd de tegenpool van de,,hemelse”, in feite universele operazangkunst van Mozart, evenals van die van Verdi, had enorme invloed op Europ. muziekleven, echter versterkte hang naar pathos en heldhaftige façade. De W.-cultus, die in sommige landen (Fr., in mindere mate Ned., later V.S.) bepaald ziekelijke vormen aannam, is sedert intrede van meer op innerl. waarheid gerichte kunststrevingen sterk verbleekt. Hoofdwerken: Rienzi, Derfliegende Holländer, Tannhäuser, Lohengrin, Tristan u.
Isolde, Die Meistersinger v. Nürnberg, Der Ring der Nibelungen (tetralogie), Parsifal, voorts instrum. en vocale werken.