of trouwbelofte geeft, volgens art. 113 Ned. B.W. geen rechtsvordering tot het aangaan des huwelijks, noch tot vergoeding van kosten, schaden en interessen uit hoofde der niet-vervulling van de belofte.
Alle bedingen tot schadeloosstelling te dezer zake zijn nietig. Vóór de 19e eeuw echter was de verloving een bindende overeenkomst, die niet eenzijdig kon worden verbroken, tenzij dan wegens gewichtige redenen, opgekomen na de verloving. Weigerde een der partijen nakoming van de trouwbelofte, dan kon de andere partij een rechtsvordering tot huwelijksvoltrekking instellen. Het Engelse en Duitse recht kennen ook nu nog een rechtsvordering wegens onrechtmatige verbreking van de verloving, maar deze strekt alleen tot schadevergoeding, niet tot huwelijksvoltrekking. Een rechtsvordering tot schadevergoeding kent de Ned. wet alleen dan toe, wanneer de verbreking van de trouwbelofte geschiedt na aangifte en afkondiging van het huwelijk en de ene partij door de weigering van de andere om mede te werken tot de huwelijksvoltrekking werkelijke verliezen in haar goederen heeft geleden.