De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Tuinaanleg

betekenis & definitie

De kunst van het aanleggen van tuinen en parken is zeer oud (vgl. de zgn. hangende tuinen van Semiramis). Bij T. moet men vooral het beeld van de toekomst voor ogen hebben.

De Franse tuinstijl is afk. van André Le Nôtre (1613— 1700). De parken van St. Cloud, Versailles, Fontainebleau, enz., zijn van zijn hand: brede lanen, imposante doorzichten, waterwerken, door hagen afgeperkte moestuinen, veel beeldhouwwerken. Dan komt de Engelse stijl, die boompartijen afwisselt met weiden, uitzichtheuvels, vijvers, eilandjes.

In Holland had men in de middeleeuwen de kruiden siertuinen bij burchten en kloosters. In de 16e eeuw de renaissance-tuin (doolhof van paden was zeer geliefd). Dan krijgen eerst de Franse en later de Engelse stijl veel invloed. Eind 19e eeuw was elke stijl zoek.

Pas in de allerlaatste tijd wordt de tuin weer gezien in samenhang met het huis : terrassen, verdiepte grasvelden, keus van bloemen en planten, enz. De Japanse tuinkunst is voorn. gebaseerd op landschap-imitatie, ontstaan aan het eind der 8e eeuw. Dan beplant men de tuinen zo, dat ze door de jaargetijden weinig beïnvloed worden (altijd groene struiken, waterpartijen). Omstreeks de 15e eeuw ontstaan de zgn. vlakke tuinen, enkele boomgroepen en stenen, met wit zand bedekte grond versierd met zorgvuldig geharkte lijnen. Ook de heuveltuinen (cm de achtergrond een heuvel met een waterval). Later verandert de stijl van de tuinaanleg, die er vooral op uit is rust te geven : strenge vorm die evenals de plaatsing van stenen en lantaarns symbolische betekenis heeft.

De bloemschikkunst sluit zich hierbij aan; hieraan ligt de gedachte ten grondslag om dat wat de vrije natuur biedt in beperkte vorm in huis aan te brengen. Daaraan verbonden ontwikkelt zich de cultuur van dwergboompjes en de bonkei (tabletlandschappen). (Zie plaat pagina 1324).

< >