De moderne beeldtelegrafie*, die in de jaren 1938 en 1939 in het buitenland reeds regelmatige televisie-uitzendingen kende, heeft een hoge graad van volmaaktheid bereikt en berust op het volgende. Het uit te zenden beeld wordt met behulp van lenzen geprojecteerd op het lichtgevoelige scherm van de z.g. iconoscoop, d.i. een bijzondere electronenbuis.
Door deze iconoscoop wordt het beeld omgezet in electrische spanningsfluctuaties, die op normale manier worden uitgezonden. In de ontvanger worden deze spanningen versterkt en dan wordt het oorspronkelijke beeld gereproduceerd door een kathodestraalbuis, d.i. een electronenbuis, die electrische verschijnselen zichtbaar maakt. Het kenmerkende van de beeldoverdracht is dat het beeld punt voor punt ontleed, doorgegeven en gereproduceerd wordt. Het beeld wordt nl. door horizontale lijnen in een raster verdeeld en het is duidelijk dat hoe meer lijnen het raster bevat, hoe duidelijker de details worden. Immers de puntjes waaruit het beeld wordt opgebouwd worden dan kleiner en dan kunnen ook kleinere details worden weergegeven. Om bewegende beelden te kunnen overbrengen is, als bij de film, een snelheid van 16 of meer beelden per sec. nodig. Door de traagheid van het menselijk oog vloeien de beelden dan zonder hinderlijke flikkeringen in elkaar over.