De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Spanje

betekenis & definitie

Staatsvorm: koninkrijk Staatshoofd: Caudillo Gen. Francisco Franco Bahamonde (sedert 1938)

Oppervlakte: 506.487 km2 Bevolking: 27.552.500 inw.

Vlag: rood geel, rood, (horizontaal)

Hoofdstad: Madrid (1.187.000 inw.)

Munteenheid : peseta Godsdienst: R.K.

koninkrijk op het Iberische schiereiland. 506.487 km2. Centrale hoogvlakte, verdeeld door Castiliaans scheidingsgebergte; het N. gedeelte bestaat uit de hoogvlakte van Leon en Oud-Castilië, het Z. uit de hoogvlakte van Nieuw-Castilië en Estremadura. In het N.O. het Iberische laagland tussen het Iberische randgebergte en de Pyreneeën, in het Z. het Guadalquivir-bekken tussen de Siërra Morena en het Andalusisch gebergte. Langs N.kust het Cantabrisch gebergte, langs N.O. kust het Catalonisch kustgebergte. Grote delen van Spanje bestaan uit droge steppen: een deel van het Iberische laagland, de Z.O.kust, Granada, N.-Andalusië, Aragon. Belangrijkste rivieren: Duero, Taag, Guadiana, Guadalquivir, Ebro. Het binnenland heeft een vastelandklimaat (hete zomers, koude winters), het N. en N.W. hebben een gematigd zeeklimaat, de Z.- en Oostkust het Middellandse-Zeeklimaat (hete zomers, zachte, vochtige winters).

Bodem rijk aan delfstoffen: kwik, lood, zout, ijzer, koper, steenkool, zink, zilver en fosfor. De bevolking (27.552.500 in 1947) staat op een laag ontwikkelingspeil : 27,5 % analfabeten (1940). De R.K. godsdienst is staatsgodsdienst.

Agrarisch land (tarwe, gerst). De wijnbouw en de teelt van zuidvruchten belangrijk. Veeteelt: schapen, geiten, runderen, paarden, muilezels, ezels; zijdeteelt. Katoen- en wolindustrie in Catalonië, elders metaal-, suiker-, chemische, aardewerk-, papier-, kurk- en andere industrie.

Het met dictatoriale macht beklede hoofd van de staat is Generaal Francisco Franco Bahamonde, Caudillo (leider) van het Imperium, Staatshoofd, Opperbevelhebber van de Strijdkrachten, Eerste Minister en Hoofd van de. Falanx. Op het door hem te bepalen ogenblik zal S. weer een koning krijgen.

Geschiedenis: oudste bewoners de Iberiërs, die zich met de geïmmigreerde Kelten vermengden tot de Keltiberiërs.

Sedert 1100 v.C. Ontstaan van Phoenicische en Carthaagse kolonies (Cadix, Carthagena, etc.).

237-218 v.C. De Carthagers veroveren het Z. deel van Spanje.
206 v.C. De Romeinen verdrijven de Carthagers.
19 v.C. Spanje een Rom. provincie, ca 400 n.C. Invallen der Vandalen, Sueven, Alanen en W. Goten. Deze laatsten veroveren ten slotte geheel Sp. en beheersen het gedurende drie eeuwen.
711 De Arabieren (Moren) veroveren Spanje.
755-1031 Kalifaat van Cordoba.
1000-1100 Ontstaan van de Christen rijkjes León, Castilië, Aragon en Navarra.
1230 Ferdinand III verenigt Castilië en León.
1479 Isabella van Castilië huwt met Ferdinand van Aragon, waardoor het koninkrijk Sp. ontstaat.
1516-1556 Karel I (V): Sp. w'ordt een wereldrijk, door verkrijging overheersende positie op Europees continent en verwerving van een groot koloniaal rijk in Amerika. 1556-1598 Philips II. Verliest de Noordel. Nederl.; verovert Portugal (1580).
1588 Ondergang der Armada.
1598-1621 Philips III.
1621—1665 Philips IV.
1640 Portugal maakt zich weer van Sp. onafhankelijk.
1665-1700 Karel II.
1701-1746 Philips V.
1701-1713 Spaanse Successie-oorlog.
1713 Vrede van Utrecht. Sp. verliest Napels, Sardinië, Milaan en de Zuidel. Nederl. aan Oostenrijk, Sicilië aan Savoye, Gibraltar en Minorca aan Engeland.
1735 Napels en Sicilië weer aan Spanje. 1746-1759 Ferdinand VI.
1759-1788 Karel III. Verwerft Minorca.
1788-1808 Karel IV. Doet afstand, evenals zijn zoon Ferdinand, daartoe gedwongen door Napoleon.
1808-1813 Joseph, broer van Napoleon, koning. Het Sp. volk tegen hem in opstand.
1812 De Cortes te Cadiz vaardigen een liberale grondwet uit.
1814-1833 Ferdinand VII. Voert een reactionnair bewind. Amerik. koloniën in opstand.
1868 Isabella.
1840 Carlistenoorlog.
1868 Een revolutie verdrijft Isabella.
1870—1873 Amadeus I.
1873-1885 Alfonsus XII.
1885-1931 Alfonsus XIII.
1898 Oorlog met de Veren. Staten. Sp. verliest Cuba, Porto Rico en de Philippijnen.
1912 Sp. verkrijgt gebiedsuitbreiding in Marokko.
1921 Juli Zware Sp. nederlaag in Marokko tegen Abd-el Krim.
1923-1930 Dictatuur van Primo de Rivera.
1931 Alfonsus XIII afgezet. Sp. een republiek.
1936-1939 Sp. burgeroorlog*.
1939 Gen. Francisco Franco chef van de Sp. staat (Caudillo).
1947 Spanje koninkrijk (zonder koning).

Kunst. Bouwkunst', tot ca 1000 n.C. heeft men, gelijktijdig met de in Arab.-Moorse stijl der veroveraars geschapen werken, een Sp.-Moorse of Mudejarstijl (tot in 15e eeuw). De Romaanse stijl (Santiago de Compostela, 12e eeuw) komt uit F'r., eveneens de Gothiek der kathedralen (13e eeuw Burgos, Toledo, León, 14e eeuw’ Barcelona, 15e eeuw Sevilla, 16e eeuw Salamanca, Segovia). Renaiss. van Ital. afkomstig, voorlopig nog met elementen van zg. platereske stijl (stadh. Sevilla, univ. en paleizen Salamanca, Marcusklooster León). Prachtig Sp. barok sed. 16e eeuw: Escorial; dan 17e eeuw Jezuïetencollege Salamanca; 18e eeuw stadh. aldaar.

In 18e—begin 19e eeuw: kathedr. Cadiz.

Beeldhouwkunst: in 13e eeuw rijkversierde portalen, deels met statuen. Vnl. Gothische werken: hoogaltaren, grafmonum. Burgos. Meesters der Renaiss.: Berruguete, Hernandez; van het Barok: Montafiez, Cano; 18e eeuw: Zarcillo. In 19e eeuw: de Bellvers.

Schilderkunst: omstr. midden r 5e eeuw invoering der Vlaamse olieverfschilderkunst; in 16e eeuw Ital. en Ned. invloeden. 16e tot begin 17e eeuw: El Greco. De tijd der grote Sp. meesters is die van het hoogbarok: Fr. Herrera, Ribera, Zurbaran, Cano, Velasquez, Murillo. x8e-begin 19e eeuw: de machtige schilder-graveur Goya. Tegen eind 19e eeuw: Zuloaga.

Letterkunde. De Spaanse letterkunde is door de geschiedenis heen uiterst gesloten, gekenmerkt tegelijk door krachtig realisme en sterk, relig.gefundeerd idealisme. De Christ. ondergrond bewerkt een zich zelfs in het absolutisme dóórzettende democr. houding. De Sp. I. assimileerde de grote Europ. en Afrik, geestesbewegingen, zonder daarbij haar wezen op te geven. De eigenl.

Sp. I. dateert eerst uit 13e eeuw, zij bezit dan reeds het grote nationale epos, de Cid, maar zij heeft één periode van allerhoogst belang, ca 1500-1700. Tot dit gouden tijdperk behoren de grote satiricus-romancier-novellist Cervantes (Don Quijote), de dichter-dramaturg Lope de Vega, zijn opvolger in het drama Calderón, en de dichter Góngora. Van midden r7e eeuw af gaat de Sp. I. bergaf en de 18e eeuw brengt weinig belangrijks. Maar de romantische herleving had in Sp. bijzonder sterke inwerking en stimuleerde de dichters Nufiez de Arce en Bartrina.

Perez Galdos (✝ 1920) schiep de histor. en sociale roman; grote naturalisten zijn Pardo Bazan (✝ 1921) en Blasco Ibanez (✝ 1928); de Z.-Am. Ruben Dario (✝ 1916) bracht onder Fr. symbolist, invloed de „modernistische” noot in de poëzie en werd gevolgd door Machado en Jimenez. Sp. romanciers der 20e eeuw zijn: Lopez de Sara, Espina, Florez, Sola, Ubide en Escudero. Taal: West-Romaanse taal en na het Eng. de meest verbreide cultuurtaal (Sp. en Ibero-Amerika te zamen: ruim 100 mill. mensen); in het taalgebied van het Catalaans, Galicisch en Baskisch wordt Sp. t. slechts als schrijftaal gebezigd. De Sp. t. ontwikkelde zich, met verdringing van autochthone talen, uit het Vulgair-Latijn; de Romanisering duurde van 218-ca 19 v.C. De 4 dialecten van het huidige Sp. zijn Castiliaans, Leontisch, Galicisch en Catalaans.