(1810-1856), Duits romantisch componist, wellicht de meest dichterlijke figuur dezer school, innig, vrolijk maar tevens gespannen in onrust, van originele technische vinding (vnl. in klavier- en kamermuziek); zijn werk gaat van simpele kinderscène of dromerige natuuridylle tot de grootste hartstocht. Symph. of oratorische klankfantasie.
Werkte aanvankelijk uitsluitend voor klavier, vnl. sinds zijn huwelijk met de grote pianiste Clara Wieck (1819-1896), geïnspireerd tot het schrijven van liederen (145 in getal), daarna ook instrum. en koorwerken. S. stierf krankzinnig. Hij is de grote baanbreker voor Chopin, Berlioz en Brahms; keerde zich tegen programmatische en muziekdramatische tendenzen van Wagner en Liszt. Hoofdwerken: klaviermuziek, kamermuziek, liederen, oratoria, 4 symph., ouvertures enz.
