natuurverschijnsel dat ontstaat als de zich uit de wolken vormende druppeltjes beschenen worden door de zon. De R. is een gedeelte van een cirkel waarvan het middelpunt juist tegenover de zon staat, gerekend ten opzichte van de waarnemer (dus min of meer z’n schaduw).
De hoofdregenboog heeft aan de buitenzijde een tamelijk scherpe rode rand, de uitwendige straal is steeds 42½°. De nevenregenboog heeft inwendig een scherpe rode begrenzing ; de inwendige straal is steeds 51 °. De regenboog is een interferentie- en geen eenvoudig lichtbrekingsverschijnsel, getuige de verlopende volgorde der spectrale kleuren. Bekijkt men een regenboog dan ook door een rood glas dan ziet men dezelfde buigingscirkels die men ziet als licht door een nauwe ronde opening op een scherm valt.