noemt men die planten die gedeeltelijk in water groeien waarvan de spiegel zeer aan veranderingen onderhevig is. M. komen voorin zoet(lisdodde, riet, pijlkruid) en in zoutwater.
M. hebben soms ademwortels. Sommige overwinteren als wortelstokken, andere als winterknoppen: ineengedrongen loten met enkele bladeren, die zich in de herfst losmaken van de moederplant en op de bodem zinken om in de lente nieuwe planten voort te brengen.