(phys. scheikunde), warmte die vrijkomt of opgenomen wordt bij het mengen van stoffen. Voorbeelden:
a) Warmtemengsels: 4 delen geconcentreerd zwavelzuur + 1 deel water, temperatuurstijging ca 100°C; 1 deel gebrande kalk 4 1 deel water: ca 300° C.
b) Koudemengsels: 8 delen Glauberzout + 5 delen geconcentreerd zoutzuur, temperatuurdaling tot -170 C.; 3 delen watervrij calciumchloride + 2 delen sneeuw: tot -400 C; vaste koolzuur 4 aether: tot -90° C.