(Maior, de Oudere) (234-149 v.C.). Vooral befaamd door zijn strengheid als censor (vaststeller der belastingen en beoordelaar der zeden).
Trachtte de Griekse invloed op de Romeinse zeden te weren. Liet wetten aannemen tegen weelde en opschik. Eindigde elke Senaatsredevoering onverschillig over welk onderwerp, met: Ceterum censeo, Carthaginem esse delendam (Voorts ben ik van oordeel, dat Carthago verwoest moet worden).(Junior, de Jongere), bijgenaamd Uticensis (95-46 v. C.). Voorbeeld van Romeinse burgerdeugd, onbuigzaam karakter, oprecht republikein. Verzette zich tegen Caesars streven naar de alleenheerschappij; na de nederlaag der republikeinen bij Thapsus stortte hij zich te Utica in zijn zwaard, om de republiek niet te overleven.