Fr. landschap tussen de Vogezen, het Leisteengebergte en het Bekken van Parijs. Omvat de dep.
Meuse, Meurthe-et-Moselle en Moselle. Zeer vruchtbaar. Grote ijzerindustrie, belangrijke mijnbouw, textielnijverheid. Steenzout. In 870 bij het Verdrag van Meersen verdeeld tussen Lodewijk de Duitser en Karel de Kale. Kwam in 925 aan Duitsl., 965 verdeeld in Neder- en Opper-L.
Sedert 1735 aan Frankrijk, 1871 aan Duitsl., 1919 weer aan Frankrijk. Tijdens W.O. II tijdelijk weer aan Duitsland. L. heette ook een voormalig koninkrijk tussen Schelde, Maas, Rijn en Saône, sedert Otto de Grote gesplitst in Neder-L., (ong. teg. Nederland, België — behalve Vlaanderen, Luxemburg, Pruisische Rijnprov.) en Opper-L. met Metz, spoedig verbrokkeld in groot aantal leenstaatjes.