(Gr.: woord), in de Griekse wijsbegeerte de goddelijke idee, wereldrede of -ziel, in het Oude Testament het woord Gods. Beide begrippen smolten samen in het Hellenisme.
In het Nieuwe Testament, met name in de Johanneïsche geschriften (vgl. Joh. i : 14) is Christus de vlees-geworden L., die onder de mensen woning nam. De kerkleer werkte deze opvatting verder uit en zag in de L. de eeuwige Zoon van God, de tweede Persoon der Drieëenheid.