(Iridaceae), planten met knollen, bollen of wortelstokken. Lijn- of zwaardvormige bladeren.
Bloemen groot, tweeslachtig, 3 meeldraden, i stamper, onderstandig vruchtbeginsel, driehokkig. De enige wilde soort is de Gele Lis (Iris pseudacorus), verder veel sierplanten die meestal met de naam Iris* aangeduid worden zoals de Duitse L. (blauw), Daklis (violet met geel), Florentijnse Lis (wit of lichtblauw), waarvan de wortelstok de grondstof vormt voor de poudre de riz (d’Iris). Crocus*, Ixia* en Freesia* behoren eveneens tot deze familie.