De koffiebomen of -heesters behoren tot de fam. der Sterbladigen. Drie soorten zijn in cultuur; Caffea arabica, C. liberia, C. robusta.
Begin 17e eeuw werd de koffie bekend en in Europa ingevoerd, in 1707 kwam de eerste Javakoffie — nadat de plantjes in 1696 daarheen gebracht waren — in Nederl. aan. Bereiding van K. (droge bereiding).De bessen worden in de zon of kunstmatig gedroogd en door voorzichtig stampen van vruchtvlees bevrijd. Wannen, zeven. Opbrengst 20-28 % van de verse vruchten.
West-Indische bereiding (W.I.B.). Beter product van egaler kleur. Verse vruchten worden in een pulper van vruchtvlees bevrijd. De bonen blijven in grote bassins liggen, er ontstaat dan een melkzure gisting. De nagewassen bonen worden met hete lucht gedroogd.
Gebrande K. Na de verwijdering van de hoornschil moeten de bonen vóór het gebruik gebrand worden. Dit gebeurt in ronddraaiende trommels, verhit tot 200 gr. ± 25-30 % van de gebrande boon is oplosbaar in heet water. Vóór het branden worden verschillende soorten K. gemengd. Gebrande en vooral gemalen koffie verliest snel haar aroma. Cafeïnevrije K. In sommige gevallen werkt de in de K. aanwezige caffeïne slecht op de gezondheid. Daarom wordt C. vrije koffie bereid door vóór het branden de bonen te behandelen met stoffen als chloroform, benzol, waarin de caffeïne oplost.
