De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Joost van den Vondel

betekenis & definitie

(1587-1679), de „prins der Ned. dichters”, grootste dramaticus en lyricus der Gouden Eeuw. Zijn ouders emigreerden uit Z.-Ned. als Wederdopers naar Keulen en later naar A'dam.

Aldaar dreef V. met zijn vrouw Maaike de Wolf een kousenhandel, wijdde zich daarnaast aan studie en poëzie, was lid Brab. rederijkerskamer ,,’t Wit Lavendel”, bezocht somwijlen Muiderkring, werd 1641 R.K., leed in volg. jaren smartelijke, ook zakelijke verliezen, moest 1658 geringe boekhouderspost aan bank van lening aannemen, 1668 gepensionneerd, bleef van ongebreidelde scheppingskracht. Zijn werk is van Europ. betekenis, hij geldt als een der meesters van het lit. barok en heeft vnl. het Duitse baroktreurspel krachtig beïnvloed. Zijn kracht ligt ongetwijfeld in klassiek treurspel, daarin evenwel minder in karaktertekening en beschrijvingsgave, dan wel in de heerlijke, lyrische „Reien”, die de schoonheid der klassieke koren in herinn. roepen en na hem ook in vreemde lit. nauwelijks werden geëvenaard. Hij is in de dichtkunst der grote eeuw het waardig pendant van Rembrandt in de schilderkunst. Hoofdwerken: Palamedes, Gysbrecht v. Aemstel, Maria Stuart, Lucifer, Jephta, Adam in ballingschap, de Jozef-trilogie; voorts hekeldichten (o.a.

De Rommelpot in 't hanekot, Roskam) en leerdichten, o.a. Maeghden, Altaergeheimenissen en een zeer groot aantal gelegenheidsverzen.

< >