groot Poolland tussen de Europese en de Amerikaanse IJszee. Oppervlakte ongeveer 2.176.000 km2.
Het binnenland wordt gevormd door een enorme ijslaag (landijs) van 1.834.000 km2, in het midden 3000 m hoog, waaruit bij de kusten bergtoppen (noenataks) oprijzen. Slechts een smalle kuststrook (in het W. 40-100 km, in het O. 15-30 km breed) is bewoonbaar. In de kusten grote fjorden. In de bereikbare gedeelten komen kryolieth, speksteen, marmer, steenkool, grafiet, ijzererts voor. Poolklimaat met sterke regionale verschillen. Laagst, waargenomen temperatuur in N.W.-Groenland —52,1 gr.
C., in Ivigtut —28,9 gr. C., de hoogste resp. 10,5 gr. C. en 23,4 gr. C. - Neerslag in N.W.Groenland 100 mm per jaar, in Ivigtut iixo mm. Ivigtut heeft 208 vorstdagen per jaar. Hoofdzakelijk O.- en N.-winden, in de fjorden vaak droge en warmere föhnwinden.
Het klimaat van de W.kust is het gunstigst, daar langs de O.kust een koude polaire stroom gaat. Slechts in het uiterste Z.W. komen wat bomen voor (berken, wilgen, elzen, essen, dwergvlier). Verder slechts mossen, op beschutte plaatsen grassen en dwergstruiken. De bevolking (ruim 21.000) bestaat uit Eskimo’s.*Het land staat onder Deens protectoraat. Om de bevolking te beschermen heeft de Deense regering de handel gemonopoliseerd en het land geheel afgesloten. In W.O. II werden echter de strategische punten door Amerikaanse troepen bezet.
