Hieronder verstaat men electrisch aangedreven transportinrichtingen. De electrische energie kan door middel van een sleepleiding aan het voertuig toegevoerd worden, dan wel in een of andere geaccumuleerde vorm door het voertuig zelf medegenomen worden.
Meer op de voorgrond treden de benzine-, de benzol- en de Diesel-electrische tractie. Met behulp van een verbrandingsmotor wordt een generator aangedreven die electrische energie levert aan de motoren, die de wielassen aandrijven.Als stroomafnemers zijn met enkele variaties drie typen in gebruik: de beugel, die zeer veel voor trams wordt gebruikt, de trolley, waarbij een wieltje draaibaar is opgesteld in een vork; de pantograaf of schaarbeugel, die voor grote snelheden gebezigd wordt. In Nederland wordt voor tractie vrij algemeen van gelijkstroom gebruik gemaakt. De spanning varieert van 500 tot 1500 volt. Het voordeel is verliesvrije regeling der motoren. Nadelen zijn corosie* en dure transmissie. Door de ontwikkeling der kwikdampgelijkrichters vervalt het laatste bezwaar.
