inrichting waar men andere soorten energie in electrische omzet. Het woord centrale duidt aan, dat de energie gedistribueerd wordt van een centraal punt uit.
Inrichtingen, waar de electrische energie niet gevormd, doch verdeeld wordt, noemt men onderstations. De electrische energie wordt opgewekt door middel van generatoren. Deze worden aangedreven door machines, waarvan de drijfkracht verschillend kan zijn. De meest voorkomende vorm is aandrijving door middel van stoom. Men kan dan gebruik maken van zuigerstoommachines, die tegenwoordig weinig meer worden toegepast; van stoomturbines*, die in Nederland bijna overal toepassing vinden en die het voordeel van kleinere afmetingen en groter rendement hebben; van waterturbines, die in Nederland niet, doch in Indonesië wel worden aangetroffen, omdat daarbij gebruik moet worden gemaakt van het verval van rivieren of van watervallen; van gasmotoren en van Dieselmotoren. Tegenwoordig wordt overal gebruik gemaakt van automatische stookinrichtingen.
Vroeger werd algemeen gelijkstroom gebruikt, tegenwoordig komen gelijkstroom-centralen veel minder voor. Nieuwe centralen worden steeds voor draaistroom gebouwd, terwijl de bestaande gelijkstroomnetten geleidelijk verbouwd worden.De spanningskeuze is afhankelijk van de uitgestrektheid van het net en van de capaciteit. Men gaat echter steeds hogere spanningen gebruiken. Internationaal zijn de spanningen genormaliseerd en als volgt vastgesteld: Laagspanning 110-115, 127-133, 220-230 volt en hoogspanning variërend van 1000-300.000 volt.