De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Eierkunde

betekenis & definitie

(Oölogie) is dat deel van de vogelkunde (z Ornithologie) dat zich bezighoudt met de studie van de schalen van het vogelei. Men kent de eieren van ± ⅙ deel van alle vogelsoorten (alle Europese soorten, bijna alle Australische en N.-Amerikaanse).

Men beschrijft en bepaalt de eieren door te letten op grootte en gewicht, vorm en gedaante; structuur en bekleding van de kalkschaal (met loupe en microscoop); kleur en tekening. Van de thans levende en bekende vogels is het ei van de struisvogel het grootst en zwaarst, 160 x 130 mm groot, 1400-1500 g zwaar; de eieren van het goudhaantje zijn het kleinst en lichtst (12x9 mm, 32 cg). Van de meeste vogeleieren is de grondkleur wit; van de ca 12.000 vogelsoorten leggen 4200 éénkleurige eieren (3200 wit, 800 blauwgroen, overige geel-, rood-, bruin- of zwartachtig). De overige eieren zijn met vlekken, strepen, punten, enz. getekend.

< >