(1), in Ned. militair strafrecht misdrijf gepleegd door militair,
1. die zich verwijdert met oogmerk zich voorgoed aan zijn dienstverplichtingen te onttrekken, het oorlogsgevaar te ontgaan of naar de vijand over te lopen;
2. wiens ongeoorloofde afwezigheid langer dan 30 (in oorlogstijd 4) dagen duurt;
3. die zich schuldig maakt aan ongeoorloofde afwezigheid en daardoor een bevolen reis niet medemaakt (W. v. M. S. art. 98).
Straf: gevang, tot 2 j., in tijd van oorlog tot 7 j. en 6 mnd. Onder verzwarende omst. worden de strafmaxima verhoogd. D. naar de vijand of uit een aangevallen plaats kan met dood worden gestraft.
In Blg. pleegt officier D., als hij langer dan 15 dagen (in tijd van oorlog 3 d.) onwettig uit zijn onderdeel verwijderd blijft. Straf: afstelling. Mindere pleegt D. bij verwijdering van meer dan 8 dagen (in oorlogstijd 3 dagen). Straf: milit. gevang, van 2 mnd. tot 2 j. In tijd van oorlog worden straffen verdubbeld. D. naar de vijand met de dood gestraft;
(2) van schepelingen. Schipper, die zich wederrechtelijk aan het voeren van zijn schip onttrekt, gestraft met gevang, tot 2 j., of als het vissersvaartuig betreft, gevang tot 1 mnd (art. 390 Ned. Sw.). Schepeling, die zich wederrechtelijk aan dienst op schip of vissersvaartuig onttrekt, gestraft met gevang, tot 1 j. resp. 1 mnd, doch alleen als gevaar te duchten is voor schip, opvarende of lading (Art. 391). Ook reder of schipper, die gedeserteerd schepeling in dienst neemt, is onder bepaalde omstandigheden strafbaar (394 bis).