(Lat.: afspraak, overeenkomst), (muz.) muziekuitvoering voor daartoe opzettelijk gekomen publiek (vocaal C., instrumentaal C.), hetzij in besloten gezelschap (sinds 15e eeuw in Ital., sinds 16e eeuw in N.-Europa), hetzij in het openbaar (na de invoering der zgn. concerts spirituels in 1725 tegen eind 18e eeuw vrijwel overal algemeen). Fig.: het Europees C.: het geheel der mogendheden van Europa, als instrumentalisten in een - min of meer harmonisch gedacht - concert opgevat.
In de muziek is C. ook naam voor bepaald soort muziekstuk: aanvankelijk een kerkelijke compositie waarin 1 of meer zangstemmen deels afwisselden deels samenzongen met het orgel (Concerti ecclesiastici, kerkelijk C.) en later instrumentale composities in 2 groepen: kamer-C. en kerk-C. Bij het zgn. Concerto grosso stonden 2 (naderhand 3) obligate instrumenten tegenover een klein aantal begeleidende instrumenten. Uit het Concerto grosso ontwikkelde zich, onder invloed van het toenemend virtuozendom, het solo-C. met 1 obligaat-(solo-) instrument en een sterk uitgebreid aantal begeleidende instrumenten.