Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

romaans – beeldhouwkunst - beeldhouwersscholen - Noord-Spanje

betekenis & definitie

DE SCULPTUUR VAN DE ROMAANSE TIJD:

BEELDHOUWERSSCHOLEN: NOORD-SPANJE

In de christelijke delen van noord-Spanje, namelijk in Galicië, Castilië en Aragon, heeft zich in de tweede helft van de elfde eeuw een renaissance voltrokken van de bouwplastiek. Ze geeft een dusdanige overeenstemming te zien met de oudere werken in Toulouse en in de kruisgang van de Saint-Pierre in Moissac, dat mag worden gesproken van één samenhangend kunstmilieu. Deze kunsthistorische situatie wordt voor een deel bevestigd door historische gegevens. De adel en de hoge geestelijkheid van noordelijk Spanje waren in deze tijd overwegend van Franse afkomst. Cluny stichtte kloosters in de nieuwe gebieden, die aan de Islam waren ontworsteld. Onder Franse invloed gingen de noord-Spaanse diocesen in de late elfde eeuw van de mozarabische liturgie over naar de roomse.

De historicus kan dus gewagen van sterke Franse invloed in noord-Spanje; de kunsthistoricus erkent eveneens dat er betrekkingen waren. Tevens constateert hij echter, dat vele van de nieuwe vormen der bouwplastiek ten zuiden van de Pyreneeën vroeger tot ontwikkeling zijn gekomen dan in Toulouse. De koningskapel van S. Isidoro in León bijvoorbeeld, waaraan tot 1067 is gebouwd, heeft antikwiserende kapitelen en deze motieven lopen twee decennia vooruit op de bouwsculptuur van de Saint-Sernin in Toulouse (oostpartij). Bovendien moet in aan¬merking worden genomen, dat de kapitelen van León een locale traditie volgen. De mozarabische kerken uit de tiende en elfde eeuw vertonen een bouwplastiek, waaruit de weelderiger vormen der koningskapel rechtstreeks konden worden ontwikkeld. De Spaanse kunst, die kon terugzien op een rijke vroegmiddeleeuwse traditie, heeft dus niet alleen door haar grandioze apocalypse- verbeeldingen, maar ook door haar bouwplastiek zuid-Frankrijk vruchtbaar kunnen stimuleren.

Het met figuren versierde kerkportaal van de S. Isidoro in León is minstens uit dezelfde tijd als dat van de Saint-Semin in Toulouse, zo niet uit een iets vroegere. Een portaal met sculptureel tympanon (Agnus Dei) en grote figuren aan weerskanten van de portaalboog kan nog uit de late elfde eeuw dateren. Niet alleen het portaaltype is hier identiek met dat van de ’Porte Miègeville’, ook de grote figuren aan weerskanten van de in- gangsboog zijn van een verrassend verwante vormentaal. Het kan nauwelijks worden weerlegd, dat ook hier de Spaanse kunst de richtinggevende moet zijn geweest. Reeds in León zijn er eigen¬aardigheden, die nooit over de Pyreneeën zijn heen gedrongen, maar die zich als constante elementen van de twaalfde-eeuwse Spaanse sculptuur gehandhaafd hebben. Zo worden de grote figuren naast de bogen veel markanter dan in Toulouse losgemaakt uit het ’architectonische’ verband; de nis en de omlijstende arcade zijn achterwege gelaten. Het zeer bolle hoog-reliëf van de beide figuren komt goed uit voor de vlakke wand. Reeds hier is te onderkennen, dat de Spaanse bouwplastiek de heldere en rechtlijnige geleding mist van het figurenportaal; in Frankrijk maakte die een rechtlijnige ontwikkeling mogelijk van de oudste monumenta tot aan de grote gotische gevels der dertiende eeuw.

Veel duidelijker, reeds in hybridische vorm, komen deze merkwaardigheden aan de dag in de ongeveer twee decennia jongere ’Puerta de las Platerias’ van Santiago de Compostela. Een dubbele poort van het type van de ’Porte des Comtes’ in Toulouse werd hier van boven tot beneden versierd met figurale decoratie, zonder dat een poging werd gedaan een duidelijk structuur- geraamte te doen uitkomen. De meest uiteenlopende motieven, van de meest heterogene herkomst, zijn naast elkaar te zien; de poort als geheel geven ze een eclectisch karakter. Wat de details aangaat, de grote apostelfiguren, die boven de ingangsboog als peperkoeken ’ergens’ aan de muur kleven, moeten worden beschouwd als toonaangevende werken van de romaanse sculptuur. Opvallend is weer de tendens naar geronde bolle vormen, die reeds aan de figuren van León te onderkennen was. De markante beklemtoning van de drie dimensies is kenmerkend voor deze apostelbeelden en onderscheidt ze van soortgelijk werk in Frankrijk. Er is hier ook een zeker ’verisme’, waarvan de meer ver¬geestelijkte en verfijnde Franse werkstukken onmiskenbaar afstand nemen. Een zo volkomen systeemloos werk als de ’Puerta de las Platerias’ kon geen uitgangspunt zijn voor verdere ontwikkeling. De toekomst was aan de Franse sculptuur. Reeds in de tweede helft van de twaalfde eeuw ’importeerde’ noord-Spanje uit Bourgondië portaalvormen, die juist door de consequente opbouw superieur waren aan de inheemse.

Uit de tijd omstreeks 1100 schijnt nog een ander grandioos werk van de Castiliaanse bouwplastiek afkomstig te zijn: de kruisgang van het klooster San Domingo in Silos in de buurt van Burgos. Het type, gekenmerkt door de met reliëfs versierde pijlers en sculpturele kapitelen, is ons vertrouwd uit Moissac. Er zijn vele aanwijzingen, dat Moissac in feite het voorbeeld is geweest voor deze Spaanse kloosterhof, maar de Spaanse navolging bereikt artistiek een veel hoger peil. Op de pijlers van Silos komen geen afzonderlijke figuren voor, maar verhalende reliëfs met voor-stellingen als de Hemelvaart, het Pinksterfeest of de Kruisafname en het Thomaswonder. De sculpturale detailmotieven zijn ontleend aan de reeds besproken zuid-Franse-Spaanse groep, maar in Silos worden ze op zeer oorspronkelijke manier omgevormd. Er wordt hier bijvoorbeeld gewerkt met een zeer vlak reliëf. Bij de weergave van de figurenbeweging verdwijnt de heftig gespan¬nen vorm, die typisch was geweest voor de zuid-Franse school. De groepering is van een indrukwekkende monotonie. Rijen figuren van dezelfde vorm worden boven elkaar geplaatst en herhalen gedurig dezelfde expressieve gesten - gebaren die doen denken aan de mechanische bewegingen van ledepoppen. Derge¬lijke vormen zijn slechts mogelijk in het randgebied van de Europese kunst. Ze stoelen op de motieven van de nieuwe bouwplastiek, die van het Noorden binnendrongen. Hun eigen fysio¬gnomie zouden ze echter niet hebben gevonden als niet een andere - buiten-Europese - traditie, die van de mozarabische boekverluchting, de geconcentreerde en gespannen vormen uit Toulouse had geschematiseerd. De uitzonderlijke sculpturen van Silos hebben de kunsthistorie voor vele problemen gesteld. Ze zijn waarschijnlijk na de oudste delen van de kruisgang van Moissac vervaardigd, dus omstreeks 1100.

door Dr. W. Sauerlander.