Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

romaans – beeldhouwkunst - beeldhouwersscholen - Engeland

betekenis & definitie

DE BEELDHOUWKUNST DER MIDDELEEUWEN:

DE SCULPTUUR VAN DE ROMAANSE TIJD:

BEELDHOUWERSSCHOLEN: ENGELAND

Een overeenkomstige situatie, zelfs verscherpt, doet zich voor in Engeland. Zuid-Engeland was gedurende de gehele twaalfde eeuw een gebied van levendige artistieke bedrijvigheid en de grote betekenis van deze landstreek beginnen we pas nu in te zien. Haar rijke vormenfantasie heeft zich echter in eerste instan¬tie ontplooid in een aan het vlak gebonden techniek als de schilderkunst. De sculptuur speelt slechts een rol van de tweede rang en haar betekenis is nog geringer dan in Duitsland. Aan een hoofdwerk van de Engelse beeldhouwkunst als de beroemde (omstreeks 1140 vervaardigde) Lazarusreliëfs van Chichester zien we, dat het effect van grootsheid hier nog ontstaat uit de innerlijke verwantschap aan de elfde-eeuwse kunst: reusachtig verrijst de wonderdoende Christus. Gezichten en gebaren accen¬tueren in zeer Engelse trant, welhaast grotesk, bepaalde expressieve factoren. Deze reliëfs zien er uit als grote wandschilde-ringen. De moderne voorliefde voor het ’primitieve’ mag ons niet doen voorbij zien aan de provincialiteit van dit soort werk.

De technische uitvoering is uitgesproken ruw in vergelijking met werken van het vasteland (de reliëfs van de grote Franse tym- pana). Wat ontbreekt is de gespannenheid van de vorm, die karakteristiek is voor het werk uit Bourgondië en Aquitanië en dit visionair maakt. De oorspronkelijke bestemming van de Chichesterreliëfs is moeilijk aan te geven. Gedacht wordt aan de mogelijkheid, dat ze tot koorhekken behoorden. Grote bouw- plastische cycli zijn overigens in Engeland minstens even zeldzaam als in Duitsland. Waar ze voorkomen hebben ze een ge¬daante die de beschouwer van het vasteland aanvankelijk hoogst zonderling lijkt. De wanden en boogwelvingen van een portaal zonder tympanon in Malmesbury-Abbey, dat van de tweede helft der twaalfde eeuw dateert, zijn volkomen overdekt met reliëfs, die in medaillons zijn ingesloten.

Dergelijke motieven komen ook voor in de portaalplastiek van het vasteland (b.v. Cluny, Vézelay, Autun). Op het Engelse portaal zijn de medaillons echter omgevormd tot een doorlopend net van dunne ornamenten en de figuren worden - evenals in de Engelse boekverluchting - zó langgerekt, dat tenslotte poïsierlijke spinachtige vormen ontstaan en groeperingen, waarin vertrouwde iconografische formules terugkeren in bekoorlijke, esoterische vervormingen. Een fantasie die aan Swift doet denken heeft zich meester gemaakt van het vormenrepertoire. Werken als het Engelse portaal van Malmesbury maken het mogelijk de beoordeling van de sculptuur van het vasteland te controleren. Ze doen namelijk duidelijk zien, dat in de ’Latijnse’ zones van de romaanse sculptuur - bijvoorbeeld Bourgondië, Languedoc, Emilia - zelfs de meeste ’expressieve’ vormen (als die van Vézelay) zich niet geheel losmaken van een antieke basis. De vrijheid en eigen aard van de Engelse kunst van de romaanse periode hangen samen met de veel grotere distantie tot de kunstwerken van de klassieke Oudheid.

door Dr. W. Sauerlander.