Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

romaans – beeldhouwkunst - beeldhouwersscholen - Duitsland

betekenis & definitie

DE BEELDHOUWKUNST DER MIDDELEEUWEN:

DE SCULPTUUR VAN DE ROMAANSE TIJD:

BEELDHOUWERSSCHOLEN: HET DUITSTALIG GEBIED

Een romaanse bouwplastiek, die in betekenis zou kunnen worden vergeleken met zuid-Frankrijk, noord-Spanje of boven-Italië, is er in de Duitstalige gebieden niet geweest. De Duitse plastiek uit de vroege periode stoelt in sterkere mate dan de sculptuur van andere Europese landen op de kleine kunst; ze heeft zich ge¬vormd in genres als de metaalbewerking en het ivoorsnijden, die buiten de architectuur vallen, en gaat slechts af en toe een losse verbintenis aan met de architectuur. De belangrijkste werkstukken van een zuiver romaanse bouwplastiek op Duitse bodem hebben we reeds genoemd. Het zijn werken uit het gebied van de Bovenrijn, het hertogdom Saksen en zuid-oost-Duitsland-Oosten- rijk, die verband houden met de ’corrente comasca’. Betrekkingen met de Franse (speciaal Bourgondische) bouwplastiek blijven uit-zonderingsgeval in zuid-Duitse Benedictijnenkloosters als Peters- hausen en Alpirsbach. Hier komen gebeeldhouwde hoogvelden voor, die nog het meest zijn verwant aan Charlieu of Anzy-le- Duc. In het zuidwestelijke deel van het Duitstalige gebied is nog een ander figurenportaal bewaard gebleven, dat ook pas tegen het einde van de twaalfde eeuw (na 1185) is ontstaan: de Gallus¬poort in Bazel. Deze beroemde poort, een uitgesproken eclectisch werk, doet boven-Italische invloeden van verschillende herkomst (zowel de Niccologroep als de corrente comasca hebben stimulerend gewerkt) samengaan met begrippen uit Frankrijk.

Overal in het Duitse taalgebied bevinden zich monumenta, in steen, stuc of hout uitgevoerd en rijk met sculpturen versierd, die niet als bouwplastiek beschouwd moeten worden, maar die tot de mobiele inventaris van de kerken behoren. Vaak ontstaat daardoor de indruk (die inderdaad in overeenstemming is met de historische situatie), dat goudsmeed- of ivoorsnijwerken hier zijn herhaald in grotere afmetingen en in ander materiaal: in steen of stuc. Zeer duidelijk is dat te zien aan een werk, dat uit de eerste decennia van de twaalfde eeuw dateert: het in steen en stuc uitgevoerde, met levensgrote figuren versierde Heilige Graf in Gernrode. De wand van een ivoren kastje is hier in steen en in groot formaat nagebootst. Veelzeggend is het, dat ook na het midden van de twaalfde eeuw de voornaamste werken van de Saksische sculptuur religieus vaatwerk zijn en dat er een voorkeur is voor het materiaal stuc. Dat geldt voor een altaaropzetstuk in de Dom van Erfurt, maar ook voor de apostelreliëfs van een galerij-borstwering uit Groningen, die zich in Berlijnse musea bevinden.

Dit soort werk beperkt zich echter niet tot Saksen. Het belangrijkste werk van de romaanse sculptuur in Westfalen is een omstreeks 1129 vervaardigde, uit steen gehouwen doopvont in de abdijkerk van Freckenhorst. Rondom het ronde bekken lopen reliëfs; technisch geven ze eerder blijk van nauwkeurige bekendheid met het graveringsprocédé in de goudsmeedkunst dan van lange ervaring met het bewerken van steen. In zuid- Duitsland is het hoofdwerk van de vroege twaalfde eeuw een in hout uitgevoerde lezenaar uit het klooster Alpirsbach; het is niet toevallig dat de evangelistenfiguren iets oudere miniaturen navolgen van de zuidwest-Duitse kloosterscholen. We volstaan met deze weinige voorbeelden en met de conclusie, dat in de Duits-talige gebieden (en eveneens in de aangrenzende westelijke stre¬ken, die eertijds tot het ’rijk’ behoorden, b.v. het Maasdal en Lotharingen) het erfgoed van de Ottoonse ’kleine kunst’ ook de artistieke productie van het volgende tijdvak nog bepaalde. Anderzijds is een deel dezer gebieden, zoals nog zal blijken, de grote werkplaats geweest van de romaanse goudsmeed- en me- taalkunst. Het lijkt of de omgang met deze meer edele materialen een hoge ontwikkeling van de steenbewerking, zoals die in Franse landstreken werd bereikt, in de weg stond. Dit zou een van de redenen kunnen zijn, waarom de Duitstalige landen zo ten achter bleven toen de romaanse bouwplastiek zich ontwikkelde.

door Dr. W. Sauerlander.