Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

rococo – Denemarken - Zweden

betekenis & definitie

ROCOCO: DENEMARKEN EN ZWEDEN

Het was een Zweedse architect, Johann Friedrich Eosander, genaamd von Göthe, die in 1707, na het ontslag van Schlüter, naar Berlijn werd geroepen voor de leiding van de bouw van het Schloss. Later heeft hij van 1722 tot aan zijn dood, 1729, in Dresden gewerkt. Ongeveer in dezelfde tijd als in Berlijn was men ook in Stockholm begonnen aan de bouw van een koninklijk paleis en dit werk stond onder leiding van een Duitse meester uit het destijds Zweedse Stralsund, Nicodemus Tessin de Oudere (1615-1681). Het werd een gebouw van imponerende afmetingen, maar nogal zwaarwichtig van uiterlijk; de voortzetting hield Tessins gelijknamige zoon (t 1728) en de Franse meester Jean de la Vallée (1620-1696) nog jarenlang bezig. Aan deze beide meesters was daarnaast ook de bouw van het zomerslot Drottningholm aan het Malarmeer opgedragen. De la Vallée bouwde met andere Franse meesters het trotse kasteel Karlburg bij Stockholm. Het interieur, evenals dat van het Stockholmse paleis en van Drottningholm, was in de stijl van de Franse Régence en het Rococo.

In Zweden domineerde de kunstimport vanuit Frankrijk; in de Deense bouwkunst was sinds de dertiger jaren het werk van twee Deense meesters toonaangevend: Nicolai Eigtved (1701-1754) en Laurid deTurah (1706-1759). Hun voornaamste prestatie, ook stedebouwkundig van groot belang, was het plein Amalienborg in Kopenhagen (1741 en volgende jaren) omlijst door vier paleisfronten in elegant Klassicisme. Thura was bovendien de uitgever van een groot plaatwerk, de ’Danske Vitruvius’ (1749), dat ook vele niet bewaard gebleven bouwwerken van Denemarken te zien geeft, o.a. het voormalige Kopenhaagse koninklijk slot Frederiksborg. Dit paleis werd van 1731 tot 1740 gebouwd; in het jaar 1784 brandde het tot de grond toe af; heel de rijke inboedel, over het algemeen in Franse stijl, ging verloren. Door Henri Jardin (1720-1799), die aan Frederiksborg had meegewerkt, werd begonnen met de bouw van de reeds eerder ontworpen Marmorkirke (een koepelkerk) bij Amalienborg. Jardin volgde een nieuw ontwerp, dat het Parijse Panthéon imiteerde. Om de al te grootse opzet en kostbaarheid moest dit werk in 1770 worden gestaakt; pas honderd jaar later kreeg het een vereenvoudigde afsluiting. Als voorbeeld van zuivere Louis-Seizestijl bouwde Jardins leerling Christian Harsdorff de koninklijke grafkapel aan de Dom van Roskilde (1774-1782). In 1763 en volgende jaren werd bij Drottningholm het landhuis Kina gebouwd, met een binnendecoratie in elegante Rococostijl, door Tessins leerling Frederik Adelcrantz (1716-1796); sinds 1741 werkte Adelcrantz aan het Slot in Stockholm.

In de beeldhouwkunst zijn Franse meesters toonaangevend. Jacques-Philippe Bouchardon (1711-1753) was sinds 1741 hofbeeldhouwer in Stockholm en later directeur van de Academie in Stockholm. Met Tessin werkte hij samen aan het langzaam vorderende interieur van het Slot; o.a. het grote altaarreliëf van de kapel werd door hem uitgevoerd. Zijn landgenoot PierreHubert l’Archevêque († 1778) vervaardigde het standbeeld voor Gustaaf Wasa voor Riddarhuset (1773) en het ruiterstandbeeld van Gustaaf Adolf II. In dezelfde tijd werd in Kopenhagen door de uit Valenciennes afkomstige François Saly (1717-1776) het ruiterstandbeeld van Frederik V in antieke kledij geleverd voor het plein Amalienborg.

In Zweden bevorderde koning Gustaaf III na zijn reis naar Italië (1783/84) het vroege Klassicisme.In de schilderkunst van de Scandinavische landen, waarvan wij hier een overzicht in vogelvlucht geven van de Barok tot aan het einde van de achttiende eeuw, werkten in de zeventiende eeuw bijna uitsluitend Hollandse meesters; Carel van Mander (1605-1670), een kleinzoon van de grote kunstenaar-biograaf, werd om zijn voortreffelijke portretten de ’Deense Apelles’ genoemd - een àl te grote eer. Ook zijn zwager Abraham Wuchters (1612-1683) was een waardig representant van de Hollandse schilderkunst in Denemarken.

In de achttiende eeuw stonden op de voorgrond de Neurenberger Markus Tuscher; in Kopenhagen, waar hij sinds 1741 verbleef,reformeerde hij de Academie; de Zweed Gustav Pilo (1711-1793) was hoogleraar en later directeur aan diezelfde academie. Als hofschilder schilderde hij o.a. het grote portret van de koning in vlotte Rococotrant (omstreeks 1750). Voor de picturale uitmonstering van het Slot in Stockholm werden de kunstenaars in Frankrijk gezocht. Guillaume Taraval (1701-1750) decoreerde omstreeks 1745 verscheidene vertrekken met plafondschilderingen in gracieuze Rococostijl; de wanden werden behangen met tapisserieën naar Boucher en Coypel. Anderzijds hebben Zweedse meesters met succes in het buitenland gewerkt, o.a. Georg Desmarées (1697-1776), die zich reeds in zijn geboorteland een voortreffelijk portrettist had betoond en die vooral in zuid-Duitsland tot hoog aanzien kwam. Niet minder vermaard was Alexander Roslin uit Malmö (1718-1793), die lange tijd in Parijs heeft gewerkt. In het Museum van Stockholm getuigen zijn zelfportret en het portret van koning Gustaaf V van zijn talenten.

door Prof. Dr. M. Wackernagel.