Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Constantinopel – Hagia Sophia - Byzantium

betekenis & definitie

DE VROEG BYZANTIJNSE KUNST:

DE ARCHITECTUUR: DE HAGIA SOPHIA EN HAAR ARTISTIEKE BETEKENIS

Zoals bij de meeste oudchristelijke kerken bestaat er een scherp contrast tussen in- en exterieur. Aan het buitenaanzicht van de kerk is opvallend de blokmatige eenvoud. Deze indruk berust op het kristallijne effect van de grote homogene blokeenheden van de enorme vlakke koepel, van de halve koepels der exedra’s, van de imposante middelste bouwkubus en van de vier naar voren uitstekende hoofdpijlers. In feite domineert een weinig gediffe¬rentieerde en ongelede bouwmassa het gehele exterieur. Een wel zeer grote tegenstelling tot de klassiek-Griekse architectuur! Anderzijds onderscheidt deze massieve blokarchitectuur zich van de amorfe massaliteit van de oudoosterse, bijvoorbeeld Egyptische, architectuur doordat grote vensteropeningen de wand in de onderste gedeelten doorbreken en het gebouw het karakter verlenen van een ruimte-architectuur. Ondanks alle blokmatigheid doen de wanden aan als massieve omhulsels, die een ruimte omsluiten. Hoe de verhouding van last en steun is Hagia Sophia te Constantinopel, de enorme paleiskerk van Anthemius van Tralies en Isodorus van Milete, 532-537. opgelost is aan het exterieur niet te zien; men merkt nauwelijks dat zich in de massieve ’pilonen’ van de lengtezijden hoofdpijlers bevinden, die een belangrijke constructieve functie hebben.

De Hagia Sophia stond oorspronkelijk niet vrij, maar was door grote zuilenportieken verbonden met de keizerlijke paleizen aan de Propontis. Ze was dus in feite een paleiskerk van de Byzantijnse keizers en vormde als zodanig een belangrijk deel van het ’sacrum palatium’. Ze is de belichaming geweest van de caesaro- papistische tendenties van de Byzantijnse keizers en stond in nauwe verbinding met het symbool van hun wereldlijke macht: het paleis. De oorspronkelijke voorhal van de kerk, waarvan slechts enkele zuilenstellingen bewaard zijn gebleven, herinnert aan overeenkomstige voorhallen van oudchristelijke basilieken. Een scherp contrast met de min of meer afwijzende vorm van het exterieur vormt de pracht van het interieur.

Een zeer suggestief effect heeft de reusachtige koepel, die het midden van de ruimte inneemt. Deze enorme koepel bepaalt de ruimte; de indruk van het rusten en liggen lijkt te domineren. Maar dit is niet de enige ruimteïndruk. Naar de lengte loopt de rustende ruimte van de hoofdkoepel uit in de beide exedra’s (apsiden), die het bouwwerk verlengen. Tot de lengteas, die aldus ontstaat, wordt effectief bijgedragen door de beide boven elkaar geplaatste arcadenstellingen der zijwanden. De centrale, in zich¬zelf rustende werking van de eigenlijke koepelruimte wordt daardoor soepeler gemaakt. Het zijn in feite twee ruimte- indrukken, die domineren: die van de in zichzelf besloten en rustende ruimte, beheerst door de koepel, en die van de diepte- ruimte, opgeroepen door de exedra’s in de lengteas en door de zijwanden. Rust en beweging bepalen dus de ruimteïndruk. Daar komt bij, dat de hoofdkoepel aan de beide langhuiszijden boven de boogstellingen wordt begrensd door twee wandvullin- gen, die zich over de gehele lengte spannen. Deze wandvullingen, die tot dicht onder de koepel reiken, beroven de koepel van haar eigenlijke, in zichzelf besloten effect van rusten. Ze roepen een optische illusie op doordat ze de ronde welving van het koe- pelrond afvlakken en de koepel de indruk van een ovaal verlenen.

Een vergelijking van deze versmelting van gesloten ruimte- vormgeving met diepte-as met de heersende vormen der antiek- Romeinse en oudchristelijke bouwkunst doet concluderen dat hier een stoutmoedige verbinding is tot stand gebracht tussen de profane Romeinse bouwwerken met centrale plattegrond en een oudchristelijke basiliek met dieptewerking. In de manier, waarop deze fundamenteel verschillende bouw- begrippen organisch met elkaar worden verbonden, ligt het crea¬tieve van de vroeg-Byzantijnse architectuur. Als we deze opzien¬barende manier van bouwen beschouwen in de algemeen historische entourage, dan blijkt ze ten nauwste verband te houden met de Byzantijnse rijksidee, die het imperium en sacerdotium met elkaar versmolten heeft.

Er is dus een naar het monumentale tenderende nieuwe ruimte- vormgeving. Bovendien zien we dat er middelen zijn toegepast om de ruimte optisch-vlakmatig en coloristisch te vervluchtigen. Deze vervluchtiging wordt bereikt door een vlakke behandeling van de architectonische geledingen, door de bedekking van alle wanden met kleurige marmerplaten, door intarsia en mozaïek en verder door een overeenstemmende lichtinval en een hoogst geraffineerd schoringssysteem. Het optisch-vlakmatige effect is in hoofdzaak terug te voeren op de boortechniek of op het inlegwerk, waardoor alle horizontaal drukkende balkwerkdelen, alle boogarcaden en kapitelen inboeten aan plastische werking en alle architectonische vormen oplossen in licht en schaduw. Het verband tussen last en steun, zoals dat in de oudheid had bestaan, lijkt vrijwel opgeheven.

Aan de vervluchtiging van de delen wordt bijgedragen door de coloristische behandeling van de wanden door middel van kleu¬rige marmeren platen en van de gewelven door mozaïeken. De substantiële werking van de wand wordt daardoor opgeheven. Het mozaïek, welks effect door kunstige lichtinval wordt ver¬sterkt, vervluchtigt in hoge mate de zware koepels, de halfkoe- pels en de gewelven van de omgangen, zodat oorspronkelijk de indruk kon ontstaan van zwevende gewelven. Bijzonder sterk is dit effect van de in het licht opglanzende gouden gewelven in de omgangen geweest, waar bovendien een diffuus licht door de kleine openingen van de vensters drong. De koepel rust op vier reusachtige bolronde driehoeken (pendentieven), maar met hun puntige uiteinden snijden die driehoe¬ken in de wanden in. Ze rusten niet op zware steunen. We kunnen niet zien op welke steunende bouwdelen de reuzenkoepel drukt. Door het ontbreken van een duidelijke relatie ontstaat de ’zwevende werking’ van de koepel, die met alle statische wetten de spot schijnt te drijven, zodat de tijdgenoten zelfs de indruk had¬den dat de koepel zweefde, ’met de gouden bol aan de hemel bevestigd’.

De architectonische illusie van een zwevende koepel wordt bereikt doordat het gehele constructiesysteem van de kerk naar de omgangen en hoofdpijlers wordt verplaatst en daardoor aan het oog van de beschouwer onttrokken. De zware zijwaartse druk van de koepel wordt opgevangen door de vier machtige binnen- en buitenhoofdpijlers, door de hoekconstructies en het gewelvensysteem. Alleen door dit gemaskeerde schoringssysteem is het mogelijk geworden, de binnenwanden volkomen te ontlasten en bij de beschouwer de indruk op te roepen, de illusie, van een licht zwevende architectuur, die zich heen zet over alle statische wetten. De hier vastgestelde artistieke wetten van de vroeg-Byzantijnse architectuur zijn van belang voor de toekomst. Ze hebben hun grondslag in een hoogontwikkeld verleden en zullen, zij het dan op ander niveau, bepalend zijn voor de gehele Byzantijnse archi¬tectuur tot aan haar ondergang.

door Prof. Dr. W. Sas-Zaloziecky.