Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Afrika - oud-Afrikaanse kunst – plastiek – steen - aardewerk

betekenis & definitie

OUD-AFRIKAANSE KUNST: PLASTIEK IN STEEN EN AARDEWERK

Steenplastiek komt in Afrika buiten Egypte uiterst zelden voor. In het hoofdstuk over de houtsnijkunst zijn reeds vermeld de werkstukken uit speksteen en leisteen, aangezien dit weke materiaal in dezelfde techniek als het hout werd bewerkt. Maar er is ook plastiek die getuigt van beheersing van de steenbewerking. Uitzonderlijk zijn de stenen stoelen met handvatten uit het Ifé-gebied van de Yoruba; ze worden tegenwoordig niet meer gemaakt, maar behoren tot een archaeologisch verleden. De handvatgreep, een element dat niet past bij de steen en zijn eigenschappen, is bij de meeste ons bekende exemplaren afgebroken; slechts een enkel stuk, dat zich bevindt in het British Museum, is compleet. Het materiaal van deze tronen is kwartsiet, een product van eigen bodem; er zijn dus geen aanwijzingen voor import van deze stukken, die zo volkomen on-afrikaans aandoen.

De laatste jaren brachten nieuwe en leerzame vondsten. In Abiri bij Ifé kwamen terracottakoppen tevoorschijn en een ramskop in dezelfde techniek, alsmede enkele brokstukken, onder andere een fraai gevormde mensehand en een ineengerolde slang. In Nok, in de provincie Zaria, werd een vondst gedaan, die door haar situatie op bijna 9 meter diepte en in de nabijheid van een tinmijn een vrij hoge ouderdom doet veronderstellen. Vijf koppen zijn hier opgegraven, een stuk van een onderdijbeen, een stuk van een voet en een kruik. De vondst is op de eerste eeuw gedateerd, om redenen die niet erg overtuigend lijken. Bij Dsjema in de plateauprovincie kwam een fraaie kop uit klei tevoorschijn. Het kapsel van deze kop is hetzelfde als dat van houten figuren van de Baluba, in de Kongo.

De artistieke inspiratie voor dergelijk artistiek hoogstaand werk wordt altijd in Egypte of zelfs Indië gezocht. Vergeten wordt dan echter, dat buiten Egypte en de rechtstreekse invloedssfeer van Egypte aan de boven-Nijl nergens in Afrika cultuurelementen zijn gevonden, die zeer beslist alleen uit Egypte afkomstig kunnen

zijn. De relaties liggen eerder bij de vroege mediterrane vooraziatische culturen en in het vroeg-, resp. voor-dynastische Egypte. De ram is het dier, ook het rijdier, van de onweergod, en Ammon is allereerst een Libysche en pas in de tweede plaats een

Egyptische god.

Bij het Tsaadmeer zijn door Jean-Paul Lebeuf en madame A.Masson-Deteurbet fraaie leemplastieken opgegraven uit een voor-Islamitische periode. Mogelijk dat in de toekomst votiefdepots of vluchtelingenschatten van Soedanezen gevonden zullen

worden, die nog heidenen waren. Een ramskop uit graniet uit Ifé was reeds bekend. In 1934 zijn bij Esie in de Ilorinprovincie van Nigeria bij de aanleg van een palmolieplantage niet minder dan 760 stenen figuren aangetroffen, die uitgesproken portretmatig zijn en die,omdat zuiver Afrikaanse stamtatoeëringen zijn weergegeven, voor inheems Afrikaans werden gehouden. Er zijn vrijwel geen reminiscenties aan Egypte; in stijl en opvatting is eerder vergelijking mogelijk met middenamerikaanse steenplastieken. Pas als de figuren stuk voor stuk nauwkeurig zijn bestudeerd kunnen definitieve conclusies worden getrokken. In ieder geval is de technische beheersing van het steenmateriaal niet te vergelijken met die van de handvatstoelen van Ifé, maar we mogen hopen, dat er nog eens iets tevoorschijn zal komen dat technisch gelijkwaardig is.

Bij de aanleg van een weg in Belgisch Kongo gingen in Veile de ruïnes verloren van een stenen bouwsel, dat stellig voor de Afrikaanse cultuurgeschiedenis hoogst interessant geweest zou zijn; daarbij bevond zich een kop uit vulcanische tufsteen met sporen van zwarte verf. Door een missionaris is die kop gered en tegenwoordig bevindt hij zich in de verzameling Von der Heydt in Zürich. Waarschijnlijk zal de ontsluiting van Afrika voor het verkeer en de industrialisatie nieuwe vindplaatsen doen ontdekken.

De graven van het Yorubaland en ook die van de andere gebieden van West-Afrika zijn, voor zover we ze tot dusver kennen, alle geplunderd en verwoest, voor een deel stellig door de negers uit onze tijd. Dezen zochten in de graven de kralen uit bonte halfedelstenen, in de volkenkunde doorgaans aggrikralen genoemd; door de negers worden die kralen, evenals oude verweerde en bekraste glazen exemplaren, hoger aangeslagen dan de nieuwe door de Europeanen ingevoerde glazen kralen; ze hebben magische betekenis. Gevreesd moet worden dat ook door deze clandestiene opgravingen waardevolle voorwerpen, archaeologisch van belang, voorgoed verloren zijn gegaan. Helaas ontbreekt tot dusver een uitvoerige studie over de kralentypen, hun geschiedenis en de plaatsen waar ze werden vervaardigd; we beschikken dus niet over een hulpmiddel om oude glaskralen te dateren. De kralen uit kleurige stenen komen eveneens voor in het voordynastische en vroegdynas

Andere plastieken in steen vallen onder de categorie van de megalitische menhirs. Voor een deel zijn ze, evenals de menhirs van Europa, ruw behouwen, rechtop geplaatste stenen; in West-Afrika komen ze ook voor als echte cilinders en zelfs met een voorstelling van een eikel en met een middensculptuur in penisvorm. Dergelijke vormen beperken zich tot Guinea. Een kegel uit klei komt in de plaats van de menhir in Mozambique in Oost-Afrika en de Kongo en noordelijk tot aan het Niger-plateau. Ver daar vandaan in het oosten, bij de volkeren van Zuid-Ethiopië, zijn weer gehouwen steenzuilen te vinden van een antropomorfe vorm of volkomen ruw; deze behoren stellig tot de megalitische cultuur. ovendien zijn er ook antropomorfe zuilen uit hout; vele daarvan moeten tot de huidige cultuur van deze volkeren behoren. (Jensen: ’lm Lande des Gada’).

In Kabylië en Algerië bestaat tot in onze tijd toe een keramiek uit de vrije hand, die nauw verwant is aan de Minoïsche. De Afrikaanse keramiek buiten Egypte is over het algemeen een oeroude kunst, die op geïsoleerde plaatsen bewaard is gebleven.

We hebben reeds aangestipt, dat aan de Guineakust en in het gebied van de benedenloop van de Kongo een keramiek voortleeft, die onmiskenbaar verwant is aan het oude Middellandse Zee-gebied. Een deel van deze oude keramiektypen heeft tot aan de tijd der ontdekkingen en tot onze tijd toe voortgeleefd op het

Iberische schiereiland, waarom de Afrikaanse keramiek door verscheidene deskundigen verklaard wordt uit Portugese invloeden. Echter vertoont de Afrikaanse keramiek ook vormen, die in de tijd van de ontdekkingen op het Iberische schiereiland niet voorkwamen en die dus door de Portugezen niet kunnen zijn

overgebracht. Ze behoort tot het gehele complex van de archaïsche mediterrane culturen in West-Afrika.

Een ander type van keramiek is te vinden bij de Mangbetu aan de noord-oostrand van het regenwoud. Het zijn kruiken of flessen met een ronde buik en een menselijk gezicht aan de ene kant van de hals. In het gebied tussen de grote meren van Oost-Afrika bestaat een zwarte keramiek met duidelijke relaties tot praedynastische en vroegdynastische typen uit Egypte. Zuid-Afrika tenslotte heeft een eigen keramiek met zeer fraaie dunwandige schotels en kogelbuikkruiken. Het is dus evident dat Afrika wat betreft de keramiek, evenals voor andere kunstgenres, uiteenvalt

in stijlprovincies die sterk van elkaar verschillen. We behoeven hier niet nader in te gaan op de ruwe gebruikskeramiek, die in de huishouding werd vervaardigd.

door Prof. Dr. D. J. Wolfel.