Gepubliceerd op 11-11-2021

zwijgen

betekenis & definitie

1 zweeg, h. gezwegen (niet spreken; zijn stem niet laten horen; niets zeggen, mededelen): over iets zwijgen; zwijgen als het graf, in zeven talen, geen woord uiten, z. z w e t e n; zwijgende angst; laten wij daarover zwijgen, niet handelen; och, zwijg stil; zwijg, hou je mond! daar zwijgt de geschiedenis van, vermeldt ze niets van; op een vraag zwijgen, niet antwoorden; zwijgende personen, figuranten; zegsw. die zwijgt, stemt toe, wie tegen een voorstel geen bezwaar inbrengt, keurt het goed;

2 o.: iem. het zwijgen opleggen of tot zwijgen brengen, de mond doen houden; een batterij tot zwijgen brengen, het vuur doen ophouden; er het zwijgen toe doen, niets meer zeggen; zie ook s p r e k e n.

< >