I. m., v. vloten (Z.-N. grote rog).
II. v. vloten (ondiep tobbetje): zie botervlootje.
III. v. vloten (1 geordende zeemacht, d.i. strijdmacht ter zee; 2 [geordende] troep, verzameling van schepen):
1. een vloot werd uitgerust; de Onoverwinnelijke Vloot of Armada (1588);
2. koopvaardijvloten; de haringvloot, de schepen, die ter haringvangst gaan.