I. Lat. ficus, m. vijgen (vijgeboom; Lat. ficus): de vijg is afkomstig uit Z.-Azië;
II. Lat. ficus, v. vijgen (1 vrucht; 2 paardemop; 3 Z.-N. oorveeg):
1. vroege en late vijgen; zegsw. vijgen na Pasen, mosterd na de maaltijd;
2. ieder zijn meug, zei de boer en hij at vijgen;
3. iem. een vijg geven.